Vandaag had ik een vroege afspraak opstaan met een collega. Ik had er mijn ochtendschema naar aangepast, waardoor ik sowieso pas anderhalf uur later aan mijn drukke agenda zou kunnen beginnen, maar kom. Het was een meeting die al lange tijd stond te branden op mijn todolijst en zodoende had ik er de extra moeite wel voor over. Het ging namelijk om een overdracht van een functie die ik jarenlang met veel zorg en toewijding heb uitgevoerd. Daarom vond ik het ook belangrijk om de nodige tijd eraan te besteden om mijn know-how en werkwijze te kunnen toelichten.
Toen ik bij haar zat bleek ze plots maar 10 minuten de tijd te hebben om met mij te praten, omdat ze had beloofd aan een andere collega om haar met iets uit de nood te helpen. Op dat moment schoot me niet zo direct te binnen wat te zeggen, dus liet ik het maar gebeuren alsof het ok was voor mij. Na 10 minuten moest ze effectief vertrekken en bleef ik wat verbouwereerd achter. Ik zat mij echt wat perplex af te vragen hoe het kon zijn dat we er allebei zó anders naar konden kijken. “Doe jij seffens nog het licht uit als je weer vertrekt?” is alles wat ze nog zei. En toen was ze weg.
Ik was écht slecht gezind! En even trouw als altijd waren de jakhalzen er weer:
“Pff, zit ik me daarvoor zo aan te passen? Alsof ik niks beters te doen heb. Het lijkt wel of ze het niet goed vond, zoals ik het altijd gedaan heb. Als mijn inbreng haar zo weinig interesseert. Ze heeft er al helemaal haar eigen ding van gemaakt. Tja, als het zo zit hoeft het voor mij ook niet meer…”
Die jakhalzen daar kijk ik al lang niet meer van op. Dankzij verbindende communicatie heb ik geleerd dat die me alleen komen vertellen dat er iets niet klopt voor mij. Dat er ergens iets geraakt werd, iets waarin ik me tekortgedaan voel (of waarin ik zelf tekortgeschoten ben). Eigenlijk zijn het supergoeie waakhonden, die jakhalzen. Telkens weer trekken ze aan de alarmbel als ik iets tekortkom. Alleen helpen ze me niet om er in het moment zelf ook iets van te zeggen. Door die uitgesproken negatieve reacties ga ik eerder blokkeren. Ik zou namelijk niet graag in conflict willen komen met mijn collega, stel je voor…
Het is pas nadien dat het me lukt om er ook met andere ogen naar te kijken, en met andere oren naar te luisteren. Hoe kijkt de giraf hiernaar? Die ziet waarschijnlijk vooral dat elk van ons hier op een heel andere manier naar gekeken heeft, naar dit overleg. Met heel andere verwachtingen en vanuit heel andere behoeften. Ik wilde vooral kunnen bijdragen aan de toekomst, zoals ik in het verleden altijd gedaan had, terwijl zij daar misschien helemaal niet zo’n behoefte aan had. Zij wilde mij misschien wel toelaten omdat dat voor mij zo belangrijk leek, terwijl het voor haar eerder een toegift was op dat moment en uiteindelijk nog eens slecht bleek uit te komen. Zij had bovendien geen weet van mijn agenda of welke impact ons overleg daarop had.
“Jamaar hola!”, roept mijn jakhals dan. “Het zal weer allemaal aan mij liggen zeker?”.
Nee, het ligt zeker niet ‘allemaal’ aan mij. Maar ik ben wel de enige die me hier zo bij voelt. Dus is het ook aan mij om met deze gevoelens iets te doen. En inderdaad, mijn jakhals de vrije loop laten doe ik niet graag. Maar wat dan wel? Eens dat moment voorbij is, lijkt het zo stom om er nog op terug te komen. Het lijkt zo banaal, omdat de ander er zo weinig moeite mee lijkt te hebben. En toch draag ik enorm bij aan mijn eigenwaarde maar ook aan de relatie met mijn collega door er wél iets van te zeggen. Door mezelf op een eerlijke manier te tonen kan ze mij beter leren kennen en houdt ze hier de volgende keer misschien wel rekening mee. Dan geef ik haar ook de kans om het anders te doen. Anders blijf ik me ergeren en blijft zij zich van geen kwaad bewust.
Dus mijn jakhalzen hebben naast waakhonden nóg een belangrijke functie: ze bewaken niet alleen mijn grenzen maar ook of ik zelf wel genoeg voor mijn grenzen opkom. En als dat niet zo is dagen ze me uit om dit wel te doen. Om open kaart te spelen. Iets te zeggen als het voor mij niet klopt. Hoe lastig dat ook is.